Omkeervraag verschillen industrie

Als je alle basisgegevens krijgt, dan kan jij inmiddels de diverse componenten van een budgetresultaat en het verkoopresultaat uitrekenen, toch? Maar … kan je het ook ‘andersom’, wat op een examen veel voorkomt (om te kijken of je het echt begrijpt, als kandidaat voor een VWO-diploma)?

Kijk, schrijf, puzzel, reken en concludeer mee op basis van bijgaand filmpje. Als vaker: het betreft een in de klas verzonnen voorbeeld. Doe je best, het is heel belangrijke materie.

 

Budgetresultaten – handelsbedrijf

We vallen in zekere zin midden in het verhaal, en daarom: bestudeer eerst wat er op het bord staat, in de eerste seconden van het filmpje. Daarna gaan we, op basis van dit spontaan bedachte voorbeeld, nog een keer door de verschillende deelresultaten bij een handelsonderneming. Op basis van de netto-winstopslag-methode, uiteraard. Tot en met het vaststellen van het nacalculatorische bedrijfsresultaat, via twee aanvliegroutes. Heb je die al volledig in de vingers? Cruciale stof!

 

Toetsvraag verschillen industrie

Altijd lastig, maar als je het eenmaal hebt begrepen, dan is geen toets- of examenopgave over dit onderwerp voor jou nog (te) moeilijk. In het filmpje gaat Hordijk stap-voor-stap door een vraag met diverse verschillen (of ook: resultaten) in een industriële omgeving. Prijs- en efficiency, bezetting, verkoop, deel-budgetresultaten, via het verkoopresultaat aansluiting met het bedrijfsresultaat, waarbij we werken met een machine-uurtarief dat is opgebouwd uit een deel voor de constante en een deel voor de variabele kosten.

Van harte aanbevolen. Pak de toetsvraag er uiteraard bij (te benaderen via de link hieronder) en bestudeer voor het machine-deel (nogmaals) het bijgaande memo. En weet: oefen ook ‘andersom’, dus vanuit idee: het budgetresultaat op de lonen is € x, het prijsresultaat is € y, hoeveel arbeid is er dan kennelijk ingezet? Maak en deel je eigen tegenvragen!

Toetsvraag verschillen industrie

20 maart 2017 – Resultaten op machinekosten – in schema